Hefbomen verkennen hefbomen

Pagina top navigatie elementen

Hefbomen en katrollen

Verkennen hefbomen

Transcript

LEERLING: De lange arm en de korte arm.
LEERKRACHT: De lange arm en de korte arm. Weet jij wat nou hier de lange arm en de korte arm is? (wijst naar de foto op het bord)

LEERKRACHT: Dat zijn toch best wel abstracte begrippen die later pas bij natuurkunde, voor mezelf pas in mijn VWO-tijd eh, aan bod komt. Maar dat ze nu gewoon die vijf begrippen gewoon eigenlijk allemaal nog eh, zeker vier daarvan, vlot kunnen zeggen.

LEERKRACHT: (schrijft op het bord) lange en dit noemen we dan de korte arm. Dit is het draaipunt (schrijft op het bord).
LEERLING: (wijst het gewicht aan op het bord)
LEERKRACHT: Ja, dat noemden we dus het gewicht eigenlijk met een chique woord de last (…) in dit geval is het de hele stapel met de deur. Daar was het een baksteen die we hadden (wijst naar de hefboom op de grond) en bij de piramide was het een grote zware steen die zo zwaar was.
LEERKRACHT: Hij duwt naar beneden (wijst op de hefboom op het bord en schrijft ‘duwen’ erbij). Dat noemen we ook wel de kracht. Dus lange arm, korte arm, draaipunt, last en de kracht. Vijf dingen. Misschien dat je kan kijken of je eruit komt. Niet allemaal zijn denk ik eh, hefbomen. (…) Dus daar ga je eens over nadenken. En wat een hefboom is die kun je even natekenen. Dan teken je dus de beide armen, de lange arm en de korte arm.

LEERKRACHT: De last is de spijker die eruit moet. Je gebruikt kracht…
LEERLING: Ja, maar de lange arm en de korte arm.
LEERKRACHT: Ja, waar zouden die hier zitten? Waar zit de last? Waar zet jij kracht?
LEERLING: Dit is de korte arm (wijst aan) en dit de lange…
LEERKRACHT: Waar, en waar zit het draaipunt dan?
LEERLING: Dit is de korte arm en dit zijn de lange armen.
LEERKRACHT: Ja!
LEERLING: Hier zit het draaipunt (wijst aan). 
LEERKRACHT: En hoe kun je dat aangeven in je tekening? Waar zit het draaipunt Julian?
LEERLING: Draaipunt, dat is het draaipunt (wijst aan op de tekening).
LEERKRACHT: Ja, natuurlijk! Zet dat erbij!

LEERLING: (verschuift last)
LEERKRACHT: Wat doe je nu als je dat (wijst naar de last) verschuift? Wat doe je dan met je lange en korte arm?
LEERLING: Nou, dan wordt deze (wijst naar de lange arm) langer.
LEERKRACHT: Dus wat wordt langer Teun?
LEERLING: De lange arm en de korte arm wordt korter.
LEERKRACHT: En wat gebeurt er dan? Wordt het dan makkelijker of moeilijker?
LEERLING: Makkelijker.
LEERKRACHT: Wanneer wordt het heel moeilijk?
LEERLING: Als deze (wijst naar de lange arm) juist korter is en deze lang.
LEERKRACHT: Laat dat eens zien.
LEERLINGEN: (verschuiven de last)
LEERLING: Wo, nu wordt hij zwaar!
LEERLING: Nu moet je heel veel kracht erop zetten.
LEERKRACHT: Ik zie hem nu met twee armen en met één arm moet je hem helpen.
LEERLING: Klopt! Dat is best zwaar ja.

LEERKRACHT: Wat hebben we nu gezien? Als we de arm, de lange arm langer maken kunnen we een groter gewicht optillen. Dus hoe hebben ze dat dan kunnen doen, die Egyptenaren? Want daar begonnen we mee. Dus met een hefboom.

LEERKRACHT: Zeker bij het laatste stuk waren ze heel erg betrokken. Eh, er waren groepjes van vier kinderen, vier vijf kinderen die, die eh, goed aan het experimenteren waren met het verschuiven van het draaipunt en daardoor ondervonden van of het makkelijker of daardoor moeilijker ging. En dat konden ze dan ook naderhand benoemen. De kernonderdelen van lange arm en korte arm konden ze daarna ook benoemen.

Omschrijving

In dit fragment zie je een volgend deel uit de eerste les van de lessenserie ‘Hefbomen en katrollen’ voor groep 5/6. De leerkracht verheldert met behulp van afbeeldingen een aantal nieuwe begrippen rondom het thema hefbomen. Voor extra informatie over hoe je in deze les effectief aan de woordenschatonwikkeling van de leerlingen kunt werken, klik je hier. De leerlingen maken tekeningen van hefbomen en schrijven de begrippen erbij. Vervolgens experimenteren ze zelf met hefbomen. Aan het eind van de les worden enkele conclusies getrokken.

Lesbeschrijving gehele lessenserie Hefbomen en katrollen

Kijkwijzer

1) De leerkracht biedt een vijftal begrippen aan met behulp van afbeeldingen op het digibord (0:00-1:10). Hij benoemt de begrippen en schrijft de namen bij de afbeelding. Zie je dat hij aan het eind van de uitleg dit nog eens samenvat, waarbij hij op zijn vingers meetelt (0:53)? ‘Dus… lange arm, korte arm, draaipunt, last en de kracht. Vijf dingen. ‘ De begrippen hebben in korte tijd betekenis gekregen voor de leerlingen (semantiseren).
 
2) Zie je hoe snel de leerlingen de begrippen gebruiken door er actief mee aan de slag te gaan (1:10-2:03)? De leerkracht gebruikt in de gesprekjes met de kleine groepjes zelf de begrippen en door vragen te stellen stimuleert hij de leerlingen om de begrippen ook te gebruiken:
 Lln: Nou, dan wordt deze (wijst naar de lange arm) langer.
 Lkr.: Dus wat wordt langer, Teun?
 Lln: De lange arm, en de korte arm wordt korter.

3) Aan het einde van de les vat de leerkracht de kern samen. Dit doet hij door een vraag te stellen die hij zelf beantwoordt: ‘Wat hebben we nu gezien? Als we de arm, de lange arm langer maken, kunnen we een groter gewicht optillen.’ Vervolgens legt hij weer de link met het bouwen van de piramides waarmee de les gestart is. Door het samenvatten helpt hij de leerlingen de kern uit de les te halen en brengt hij structuur aan in de les.

Opdracht
Wissel uit:
 a. Welke verschillende manieren heeft de leerkracht gebruikt om de woorden rondom het begrip ‘hefboom’ te semantiseren en te consolideren?
 b. Gebruik het transcript van dit fragment. Zoek momenten waarop de leerkracht door het geven van gerichte feedback nog vaker de aangeboden woorden zou kunnen (laten) gebruiken.

lesfasen